De afgelopen maand heb ik twee interessante boeken over
leren gelezen:
·
De impact van Leren
zichtbaar maken – John Hattie
·
Effectieve
Directe Instructie – John Hollingsworth & Silvia Ybarra, Nederlandse bewerking: Marcel Schmeier
Op basis van deze twee boeken heb ik mijn instructielessen
aangepast, uitgeprobeerd en weer aangepast. En ik moet zeggen dat het heel
prettig werkt. Het voorbereiden van de lessen vraagt wel wat tijd, maar de
winst zit hem vooral in het bereiken van begrip -tijdens de instructiefase- bij
alle leerlingen. En dat is natuurlijk waar je het voor doet. Bovendien gaan de
voorbereidingen steeds vlotter.
Ik kan beide boeken van harte aanbevelen.
Onderstaand geeft een overzicht van directe instructie.
Met name gebasseerd op bovenstaande boeken.
Directe instructie heeft volgens de meta-onderzoeken
waarover John Hattie schrijft in ‘De impact van Leren zichtbaar maken’ een
effectgrootte op schoolprestaties van 0.59.
Een effectgrootte van d=1.0 staat voor een toename van 1
standaarddeviatie op het resultaat (in bovenstaand boek, het verbeteren van de
schoolprestaties). Bij implementeren van een nieuw programma zou een
effectgrootte van d=1.0 betekenen dat de leerlingen die deelnemen aan dat
programma het door de bank beter doen dan 84% van de leerlingen die niet
deelnemen. (pagina 33)
Hattie heeft de effectgroottes van meer dan 800
meta-analyses naast elkaar gelegd, hieruit komt een gemiddelde effectgrootte
van d=0.40. Effecten groter dan d=0.40 zijn volgens hem zeker de moeite waard.
(pagina 41)
Stap 1 – leerdoelen
Wat moet de leerling kunnen, doen en begrijpen als
resultaat van de les.
Een goed lesdoel bestaat in ieder geval uit een concept
(de hoofdgedachte) en een vaardigheid (techniek)[2]. En deze
onderwijs je ook, inclusief bijbehorende woordenschat.
Stap 2 – succescriteria
Succescriteria geven de leerlingen informatie over wat
zij moeten laten zien om aan te tonen dat zij een doel behaald hebben.
Een succescriterium geeft aan wanneer de leraar tevreden is
met het behaalde resultaat ten aanzien van het doel.
Kenmerken van succescriteria:
• Kwantitatief, zoals het aantal goede antwoorden van
sommen: bijvoorbeeld vijf van de zeven sommen goed maken (globaal).
• Waarneembare leeropbrengst: bijvoorbeeld vijf van de
zeven sommen goed maken en goed kunnen uitleggen hoe je de sommen hebt gemaakt
(concreet).
• Gedifferentieerd: voor verschillende groepen leerlingen
kunt u verschillende succescriteria formuleren.
Het is belangrijk om met leerlingen te communiceren over
doelen en succescriteria.
Dit kan op verschillende manieren: door de
succescriteria te vertellen, door ze op
het (digi)bord te schrijven of door de succescriteria op papier te zetten[3].
Stap 3 – betrokkenheid van de leerlingen
De leraar voorziet taken met het oog op betrokkenheid van
de leerlingen. Het is de bedoeling dat de leerlingen een open, ontvangende
houding aannemen, hun aandacht bij de les houden en hun leerintenties met
elkaar delen.
Het activeren van voorkennis wordt gebruikt om een
verbinding te maken tussen dat wat de leerlingen al weten en de nieuwe leerstof
die wordt onderwezen. Voordat je de voorkennis bij leerlingen activeert, kijk
je eerst naar het lesdoel om te bepalen waar je de voorkennis aan gaat
koppelen: het concept of het leerdoel.[4]
In het boek EDI worden een aantal praktische voorbeelden
gegeven.
Stap 4 – aanbrengen van de les
Input – beschikbaarstellen van informatie aan leerlingen om kennis of
vaardigheden te verwerven
Modellen – de leraar staat model. Essentiële aspecten worden uitgelegd door
benoemen, ordenen en vergelijken met modelvoorwaarden van wat verlangd wordt
als eindresultaat.
Controle – het is belangrijk dat leerlingen oefeningen begrijpen voordat ze verder
gaan. De leerlingen moeten oefenen om het juist te doen.
Het boek Expliciete
Directe Instructie beschrijft de instructiefase en de daarop volgende
controle, zeer uitgebreid. Ondersteund met allerlei praktische voorbeelden en
tips.
Stap 5 – begeleid oefenen
De leerlingen krijgen de kans om te demonstreren dat hij
de leerstof beheerst, onder directe supervisie van een leerkracht.
De leraar loopt door de klas om het beheersingsniveau in
te schatten, feedback en individuele hulp te geven waar nodig.
Effectieven feedback[5]
beantwoordt drie vragen: Feed up (waar ga ik heen?), Feed back (hoe bereik ik
mijn doel) en Feed forward (wat is de volgende stap).
Elke feedbackvraag werkt op 4 niveaus:
·
Niveau van de taak
·
Niveau van het proces
·
Niveau van zelfregulatie
·
Zelfniveau
Stap 6 – betekenisvolle afsluiting
Afsluiten komt neer op het herhalen en verhelderen van de
kernelementen van een les, ze samen te brengen tot een coherent geheel zodat de
leerlingen de leerstof kunnen toepassen omdat ze een deel is geworden van hun
conceptueel netwerk.
Stap 7 – zelfstandig oefenen
Het geleerde door oefening te versterken. Dit kan zijn
individueel werk of groepswerk. Belangrijk hierbij is dat het kan zorgen voor
het doorbreken van een bepaalde context door voldoende andere contexten aan te
bieden.
Geef duidelijk aan of de leerlingen alleen werken, in duo’s
of in groepjes en hoeveel tijd ze hebben om de opdracht af te ronden. Geef ook
aan of de leerlingen hun werk al dan niet moeten nakijken. En natuurlijk wat ze
moeten doen wanneer ze de opdracht af hebben.
[1] De impact van Leren zichtbaar
maken- John Hattie, Abimo 2014 – pagina 363
[2] Expliciete Directe Instructie –
John Hollingworth & Silvia Ybarra, Nederlandse bewerking: Marcel Schmeier –
Pica/Ambimo, 2015 –pagina 61
[3] Opbrengstgericht werken in en door
de sectie, doelen stellen en succescriteria formuleren voor leerlingen,
informatie over doelen en succescriteria – School aan zet, Utrecht 2013. Via
www.schoolaanzet.nl
[4] Expliciete Directe Instructie –
John Hollingworth & Silvia Ybarra, Nederlandse bewerking: Marcel Schmeier –
Pica/Ambimo, 2015 – pagina 86
[5] De impact van Leren zichtbaar maken
– John Hattie, Abimo, 2014 – pagina 315